26 nov 2020 - 10:30
NieuwsSamen met Felix Timmermans, Isidoor Baron Opsomer en Louis Zimmer, behoort kunstsmid Louis Van Boeckel tot het vermaarde ‘klavertje van vier van Lier’. Minder bekend is het verhaal van diens oudste zoon Lodewijk Van Boeckel, die duidelijk de artistieke en creatieve talenten van zijn vader erfde. De laatste jaren van zijn turbulente leven woonde hij in Ronse. Als lid van de Geschiedkundige Kring van Ronse heeft Adrien Peyskens een diepgaand onderzoek uitgevoerd naar de levensloop en de artistieke creaties van het ‘evenbeeld van zijn vader’.
OP AVONTUUR
Lode (Ludovicus Cornelius) Van Boeckel werd te Lier geboren op 11 oktober 1885. Op zijn 20ste voelde hij intuïtief aan hoe hij een stuk ijzer tot een kunstwerk kon smeden. Hij was ook zeer koppig en had hetzelfde moeilijke karakter als de ‘Lierse Ambiorix’. Lode mocht niet verder studeren, maar moest helpen in de smidse. Na de zoveelste ruzie ging hij thuis weg en trok hij de wijde wereld in, het avontuur tegemoet. In 1908 – hij was toen 22 – verbleef hij in Buenos Aires (Argentinië) en in Veracruz (Mexico), waar hij piano speelde om stomme films te begeleiden. Hij trok verder naar New York waar hij als straatmuzikant het opgehaalde geld aan de drank verspeelde, om vervolgens in Montreal (Canada) te belanden. Hij vestigde er zich als smid en vervaardigde prachtige kunstsmeedwerken voor de meest vooraanstaande instellingen van het land. Op 13 augustus 1910 trad hij in het huwelijk met Hélène Lahaye, die op 1 augustus 1890 in Hoei (België) was geboren. In 1912 volgde al de scheiding.
EVEN TERUG NAAR REGIO LIER
Bij het uitbreken van W.O. I verliet hij Canada en kwam hij naar Nederland, waar hij verbleef in de omgeving van Breda en Tilburg. Tijdens deze periode voerde hij opdrachten uit voor de koninklijke familie. In 1917 trok de wispelturige Lode naar Engeland, om er als smid soldaat te worden bij het Belgische leger. Het ‘King Edward VII Memorial’ dat door hem werd gesmeed, is een blijvende herinnering aan deze tijd. Na het einde van W.O. I verliet hij Engeland en zwierf hij door zowat gans Europa. Omstreeks 1930 kreeg hij blijkbaar heimwee naar zijn vader en zijn geboortestad en keerde hij terug naar de regio Lier. Vanaf 15 februari 1930 verbleef hij in Hove en nadien in Edegem, waar hij een bescheiden huisje betrok zonder tafel of stoel. Op 29 april 1935 verliet hij Edegem voor de omgeving van Ronse. Lode die het nooit zo nauw nam met de administratie, werd op 19 januari 1940 ingeschreven in Ellezelles, een randgemeente van Ronse.
TWEEDE HUWELIJK
Hier werkte hij enige tijd bij smid Emile Beaucamp, waar hij vooral luchters, poorten en hekken maakte voor de begoede burgerij. Speelvogel Lode betaalde het ijzer wanneer hij geld voor een opdracht had ontvangen en dook vaak enkele weken onder. Reeds op 3 augustus 1940 verliet hij Ellezelles voor Veurne. Daarna volgden kortstondige verblijven in Grotenberge bij Zottegem (februari-juni 1942) en Vloesberg (juni-juli 1942). Op 10 juli 1944 was hij in Lier aanwezig bij de koninklijke begrafenis van zijn vader, die een laatste rustplaats kreeg op het kerkhof van de Mechelsesteenweg. Op 29 november 1945 trad hij in Antwerpen voor de tweede maal in het huwelijk, ditmaal met de toen 41-jarige Julia Debra. Op 19 december 1945 werd hij uiteindelijk ingeschreven in het bevolkingsregister te Ronse. Hier werkte hij in de smidse Blomme en in deze van de familie Vancoppenolle. Hij woonde in het steegje Portois 16 en in de Voorzienigheidsstraat 17, waar de smidse gevestigd was. In Ronse maakte hij prachtig versierde deuren, poorten, trapleuningen, hekken en luchters.
HERDENKINGSTEKEN
Na een onvervalst zwerversbestaan overleed hij als 64-jarige op 19 januari 1950. Naar het beeld van zijn levensverhaal kreeg hij een bescheiden uitvaart en een plaats op het ‘armenkwartier’ van de oude begraafplaats van Ronse. 70 jaar na zijn overlijden ijvert Adrien Peyskens voor het eerherstel van een talentvolle kunstsmid, die op tal van plaatsen over zowat heel de wereld de artistieke sporen van zijn kunnen naliet. In het bijzonder denkt hij aan een herdenkingsteken op de begraafplaats in nauw overleg met Jan Van de Vliet, voorzitter van de Koninklijke Ambachtelijke Smedersgilde van België. In Ronse heeft hij hiervoor de nodige contacten gelegd met de bevoegde instanties. Normaliter is de inhuldiging gepland in de lente van 2021.
Tekst: DéBé
Foto’s: Albert Noël, Victor Derudder en José Devos, ter beschikking gesteld door Adrien Peyskens.