13 sep 2022 - 12:09
NieuwsNaar aanleiding van de vernieuwing van de Ros Beiaardstraat en het Sionsplein, werd in de periode maart – april 2021 in deze omgeving een historische begraafplaats opgegraven. Sindsdien werd door ‘BAAC Vlaanderen bvba’ – gespecialiseerd in archeologie en bouwhistorie – een uitgebreid archeologierapport opgesteld. Om de bevindingen te verfijnen is nog bijkomend onderzoek noodzakelijk. Volgens burgemeester Rik Verwaest mogen de bijkomende conclusies in de loop van 2023 verwacht worden.
Volgens het rapport van ‘BAAC Vlaanderen bvba’ werden bij de opgravingen 72 menselijke skeletten blootgelegd. Het gaat om 70 volwassenen en 2 jongvolwassenen en vermoedelijk om 30 mannen en 4 vrouwen. Van 38 ‘inhumaties’ is het geslacht niet duidelijk. Ze werden in meerdere niveaus – de meerderheid in een houten kist – boven elkaar begraven. Het moet dus geen kortstondige begraafplaats geweest zijn. De begravingen worden gedateerd tussen de 16de en de 18de eeuw. Naast fragmenten van aardewerk, kleipijpjes, dierlijk bot, muntstukken, manchetknoppen en een oorbel, werden bij meerdere van de begravingen kistnagels en restanten van houten planken aangetroffen. Alle individuen werden begraven op de rug, wat wijst op een christelijke traditie. Volgens de Ferrariskaart van 1777 staat in de omgeving een boomgaard afgebeeld, wat verwijst naar de aanwezigheid van een begraafplaats. Of deze verbonden was met een kerk of klooster is onzeker. Het is onduidelijk, maar niet ondenkbaar, dat de grond eigendom was van het nabijgelegen klooster van Sion. De boomgaard grenst aan de kloostermuur. Bovendien verwierf het klooster bij het begin van de 18de eeuw de eigendomsrechten van ‘De Look’, een veld eveneens grenzend aan de kloostermuur.
Het kan ook gaan om een begraafplaats van Lepralijders of Pestpatiënten. Omdat de ziekte een straf van God was, werden ze uit de gemeenschap gesloten en buiten de stadsmuren begraven op een zogenaamde ‘Godsakker’. Godsakkers sloten doorgaans aan bij ‘heydenen kerkhoven’, maar waren soms afzonderlijke percelen. Lier werd geteisterd door de pest in 1636-1637, 1652 en 1665-1669. Pestlijders werden blijkbaar verzorgd door de broeders van het Kapucijnenklooster aan de Kapucijnenvest. Mogelijk nam ook het klooster van Sion een deel van de verzorging op zich. Er werden wel geen restanten van (ongebluste) kalk aangetroffen, die gebruikt werd als desinfecterend middel bij besmettelijke ziekten. Nu de basisverwerking van de plannen en het materiaal achter de rug is, blijft verder onderzoek noodzakelijk. Het gaat om bijkomend historische en natuurwetenschappelijk onderzoek om de datering te verfijnen. Een verdere analyse van de skeletten is nodig om de algemene gezondheidstoestand te bepalen en om na te gaan of het al dan niet om slachtoffers van een epidemie gaat. Dan zijn er nog de verdere studie van de restanten van de koolstofdateringen, het isotopen- en/of DNA-onderzoek op de skeletten, de analyse van de aangetroffen metalen objecten en het kisthout en het morfologisch onderzoek op de leef- en cultuurlaag. Hopelijk zal na afloop hiervan duidelijk zijn of het gaat om een niet-katholieke begraafplaats, dan wel om slachtoffers van een (pest)epidemie.
Tekst: DéBé
Foto’s: RM